Sint Joris & de draak

Sint Joris en de draak

Na de overname in 2010 wordt het gebouw de St. Joriskerk genoemd naar Sint Joris ( George ), die de schutspatroon is van de kerk.  Deze George overwon een draak en de afbeelding daarvan is te vinden in een beeldhouwwerk boven de kerkdeur. In de kerk bevindt zich nog een uit hout gesneden beeld van Sint Joris ( George ).  Er zijn diverse legenden van hem in de omloop, waarbij er ook plaatselijke legenden ontstonden.  Zo zou er in de moerassen van Westerlee een draak geweest zijn, die door St. Joris is gedood. Zo werd het oorspronkelijke verhaal aangepast voor de eigen situatie. Volgens overlevering kwam het beeld al rond 1850 voor in een boerderij aan de westkant van Westerlee.

Overlevering ( mondeling ) van mevr. Heika Berg - Gastman aan mevr. Henderika Romeijn - Lula

Op 20 mei 1776 werd de oude kerk afgebroken. Daardoor kwam het beeld van Joris en de draak ” tijdelijk ” op de eerste boerderij, die ” 50 treden van eene enge waterleiding westelijk van de kerk lag “, terecht. Het watertje scheidde Westerlee en Heiligerlee van elkaar. De toenmalige bewoner van die boerderij was waarschijnlijk kerkvoogd. In een artikel in de Groninger Almanak van 1849 staat geschreven dat het beeld in een van de vertrekken van die boerderij is gezien. Het beeld wordt beschreven als: ” een afbeeldsel in hout voorstellende een paard in springende houding, waarop een man gezeten, die met eene speer of lans een gedrocht wondt, dat met een een’ openen muil in eene kronkelende houding zich onder hetzelve bevindt “. De boerderij werd in 1896 gekocht door dhr. E. Gastman uit Ulsda voor zijn zoon Luiken Gastman. De boerderij werd in 1914 verplaatst naar de Hoofdweg, waar het beeld een plaats kreeg boven een kamerdeur aan het einde van de gang aan de oostkant. De  boerderij werd van 1928 tot 1976 bewoond door dochter Aletta van Luiken Gastman, die huwde met Doewe Douwes. Na 1976 kwam het beeld in bezit van Riekje( kleindochter van Luiken Gastman ) en Marko Romeijn te Ouwerkerk Zuid-Holland. In 1983 schonken Riekje en Marko Romeijn het beeld aan de kerk te Westerlee, waar het voortaan te bewonderen is. Zo is het beeld na een omzwerving van ruim 200 jaar terug op de plaats waar het thuis hoort.

In hetzelfde artikel in de Groninger Almanak van 1849 wordt eveneens een andere uitleg gegeven over de wijze, waarop het beeld op de boerderij terecht is gekomen. ”  Het beeld van Joris en de draak zou oorspronkelijk niet in de kerk van Westerlee hebben gestaan, maar in het klooster van Heiligerlee. Uit vrees voor vernielingen en diefstal heeft men het beeld op de bewuste boerderij in bewaring gegeven “.   De juiste toedracht zullen we wel nooit te weten komen, maar de omzwerving van het beeld vanaf 1 staat vast.

Verteld door Vincent Veldhuizen

Het was in de derde eeuw na Christus, ons verhaal speelt zich af in een gebied dat nu ergens tussen Griekenland en Turkije ligt. Dit land, genaamd Cappadocië, was een tevreden land, het was er vrede, er was altijd mooi weer en iedereen die er woonde was gellukkig. Althans dat is hoe het leek voor mensen die door dit land reisden. Maar dit land verborg een diep geheim, ieder jaar tegen het begin van de lente was er een grootte dreiging voor dit land. Alle vrede en al het plezier werd bedreigt door een Draak. Het land had haar sterkste mannen op de draak af gestuurd om deze te doden maar geen van hen was er in geslaagd. Wat moesten ze nu? Er werd een vergadering bijeen geroepen van de meest wijze mannen van het hele land. En na veel beraad werd er besloten dat de enige manier om de Draak tevreden te houden was door hem elk jaar een jonge maagd te offeren. En vanaf dat moment kwamen ieder jaar de meest wijze mannen bij elkaar, en ieder jaar werd er een jonge maagd gekozen om te worden opgeofferd aan de Draak. Ieder jaar kwam de Draak en ieder jaar werd er een jonge maagd geofferd. De mensen waren blij dat ze weer een jaar van de Draak af zouden zijn, maar ze waren ook bang voor de dochters en nichtjes en de andere vrouwen in hun levens.

Joris groeide op in dit land, ieder jaar zag hij een jonge maagd opgeofferd worden en ieder jaar maakte het hem kwaader. In het jaar dat Joris 18 werd was voor hem de maat vol en tijdens de vergadering van de wijze mannen stormde hij naar binnen. “Nu is het genoeg!”, Riep hij, “Geef mij een paard, een schild en een zwaard en ik zal de Draak verslaan!”. Honend gelach klonk, “Groot spraak riepen de mannen, Jij kunt de Draak niet verslaan, dat sterkste mannen van het land konden het niet, en jij bent nog niet eens achttien!”. Joris werd uit de vergadering gezet en de wijze mannen kozen een jonge maagd. Het was de dochter van een rijke koopman uit de stad. De man was diep verdrietig tot hij hoorde wat Joris had gedaan tijdens de vergadering. Snel zocht hij Joris op. “Joris, Joris”, riep hij, “denk je echt dat je de Draak kunt verslaan?”. Joris die op gegroeid was in een arm gezin en geleerd was zich nederig te gedragen zei: “Ik weet niet of het mij lukken zal maar zoals het nu gaat kan ik het niet door laten gaan, ik moet alles doen wat ik kan om de Draak te stoppen”. De koopman zakte op zijn knieën en zei: “Dankje Joris, Dankje ik zal je alles geven wat je wilt”. “Het enige dat ik wil is de middelen om de Draak te verslaan geef mij een stevig schild, scherp zwaard en een uitgerust paard en ik zal je mijn uiterste best geven.” De koopman zorgde voor het sterkste schild het scherpste zwaard en het snelste paard dat hij kon vinden en Joris ging op zoek naar de Draak. De mensen wisten wel ongeveer waar de Draak woonde maar iedereen de precies wist waar de draak woonde kon er niet meer over vertellen. Het was een barre tocht door dichte bossen en over hoge bergen, maar toen kwam Joris in een vallei, het was een prachtige vallei maar naar mate Joris verder de vallei in reed opzoek naar de Draak des te enger het werd. Hij zag botten van steeds groter dieren tot hij de botten teggen kwam van de maagden die hij niet had kunnen beschermen. Het was een gruwelijk zicht maar het het maakte Joris niet angstig, Nee!, in tegendeel Joris werd nog vastberadener om de Draak te verslaan. Helaas gold dit niet voor zijn paard het arme dier kon geen stap dichter naar de grot van de Draak zetten. Joris steeg af, bedankte het paard dat al zover had gebracht en zou het laatste deel van, wat zeer waarschijnlijk zijn laatste reis zou worden, te voet afleggen. Met elke stap die Joris vanaf dit moment deed voelde hij de spanning in zijn lichaam stijgen. Dit zou wel eens het laatste kunnen zijn dat hij met zijn jonge leven zou doen. Maar moedig ging hij verder, wat was er nu belangrijker zijn leven of dat van alle maagden die hij op deze manier zou kunnen redden?

Toen, ondanks dat Joris wist dat het er aan zat te komen, schrok hij op. Daar was de Draak die zijn volg al die jaren had geteistert. Hij trok zijn zwaard en een geweldig gevecht barste los. De Draak, het monster dat het was, had vele voordelen over Joris. Met zijn grote sterke lichaam kon hij Joris makkelijk verpulveren, de puntige staart was scherp en snel genoeg om Joris te spiesen als hij niet eerst was verbrand door de vurige adem. Maar Joris was dapper en misschien niet zo sterk als de mannen die voor hem kwamen maar zeker zo snel. Hij ontweek de staart en de adem maar zijn zwaard was niet sterk genoeg om door de dikke huid van de draak heen te komen. Joris bleef rennen en duiken en de Draak ontwijken maar dit kon hij natuurlijk niet voor eeuwig vol houden. En op het moment dat hij zich dat realiseerde zag hij een mogelijkheid. Hij ging uitdagend voor de Draak staan. De Draak opende zijn bek om Joris te overvloeien met een zee van vuur, maar! Joris was sneller en stak zijn zwaard via de mond door de schedel van de Draak. De Draak was overwonnen! Joris was kapot het gevecht had drie dagen geduurd maar het was hem gelukt en doodmoe zakte Joris in elkaar.

Toen voelde Joris dat hij werd opgetild. Hij wist niet wat er gebeurde en ondanks dat hij zijn zwaard en schild stevig in zijn handen geklemt hield kon hij zijn ogen niet open doen. Had de Draak het dan toch overleefd? werd hij nu opgetild in zijn bek om te worden opgepeuzeld? Nee, het was zijn paard het dier had zijn angsten overwonnen en was toch achter Joris aangekomen en vond hem nauwelijks nog ademend naast het levenloze lichaam van de Draak. Het paard bracht Joris terug naar de stad, en overal waar een druppel bloed van Joris’ zwaard af viel groeide een bloem, dat is hoe we vanaf dat moment Joris heldhaftige daad herinneren, drup, drup, drup, drup,… Joris was een Held! Onder luid gejuich werd hij ontvangen in de stad. Iedereen wilde hem feliciteren en bedanken. Maar Joris, Joris was gewoon blij dat dankzij hem de dochter van de koopman, en alle andere dochters, zussen en nichtjes van het land veilig zouden zijn. Want de Draak, die was niet meer.

Verteld door Wilco Vahrmeijer

Het was een paar honderd jaar geleden in een dorpje in de bergen. Het dorp leek erg veel op Naaldwijk. In het midden van het dorp was een plein met een kerk. Rondom de kerk waren nog een paar zeer oude huizen. Aan de andere kant van het plein liggen kleine winkeltjes. Vroeger was er geen Jamin en Speelboom, of hoe die toko nu mag heten. In het dorp ging het er alijd gezellig aan toe. Er was iedere week markt, het draaiorgel (waar toen nog echt met de hand aan gedraaid werd) speelde z’n liedjes.

Elk jaargetij was er wel wat te beleven: in de zomer was er altijd kermis en kraampjes, in de herfst gingen de mensen naar het nabij gelegen bos. In de winter lag er altijd een pak sneeuw en in het voorjaar kwam de natuur terug met de corkussen en narcissen. Iedereen was welkom in het dorp. De dorpspoorten stonden open voor een ieder die langs wilde komen. De schapen van boer Witterdewit graasden van het begin van het voorjaar tot het einde van de herfst. In de winter waren de beesten in de schaapskooi, dat aan de rand van het dorp lag. De schapen werden geschoren en daarvan werden sokken gebreid. Maar ieder voorjaar gebeurde toch iets eigenaardigs. De deuren van de dorpspoort waren gesloten. Er kwamen mensen aan de dorpspoort die wilden winkelen in het dorpje, maar niemand deed de deur open. De altijd openstaande deur was gesloten! Na een paar dagen ging de poort weer open en alles was weer koek en ei.

Iets anders wat ook erg vreemd was, is dat vlak voordat de deur gesloten werd, de 10 oudste schapen van boer Witterdewit alvast naar de wei gebracht werden. De boer bracht ze daar naar toe en ging terug naar het dorp. Nadat de boer terug was, werd de deur gesloten… In het dorp heerste altijd onrust in de dagen dat de deur gesloten was. Er was geen markt, er werd niet op straat gespeeld, er was geen mens op straat. Het dorp lag er verlaten bij. Iedereen zat thuis. De enige die zich op straat waagde was de dorpsgek. “Wie wil er verstoppertje spelen schreeuwde hij” “Ik ga me verstoppen en jullie gaan me zoeken!”, en hij rende over het plein. Nadat hij 10 minuten niets gehoord had, kwam hij uit de regenton te voorschijn en vroeg zich af of iemand wel gezocht had.

Vreemde dagen daar. Na een paar dagen kwam de poortwachter uit z’n huis en maakt de poort weer open. Hij waarschuwde de boer en die ging naar de wei toe. Als hij terug kwam met een stukje schapenvacht, werd de deur weer snel gesloten. Maar als hij met niets terug kwam, kwam iedereen als een bevrijd mens z’n huis uit en werd er feest gevierd. Een vreemde zaak…

De kinderen in het dorp vroegen aan hun ouders wat er aan de hand was. Meestal vertelden de ouders het verhaal liever niet, want ze waren bang. Bang dat hun kinderen bang zouden worden. Maar als de kinderen 18 jaar waren, vertelden de ouders het verhaal. Toen de zoon van de slager 18 jaar was, vertelde z’n vader het verhaal. “Diep, diep in de bergen woont een draak. Deze draak houdt altijd een winterslaap. Als hij wakker wordt, heeft de draak altijd honger. Hij komt dan naar het dorp toe.” “Ja maar”, zij de slagerszoon, “ik heb hem nog nooit gezien!”

Er volgde een zeer hete zomer. De terrassen zaten iedere dag vol en er werd veel plezier gemaakt. Alleen 1 persoon was niet zo blij: boer Witterdewit. Boer witterdewit ging naar de burgemeester. “Burgemeester”, zei hij, “er is een probleem. Ik heb nog maar 9 schapen”. De burgemeester schrok en hij riep zijn wijste mannen en vrouwen bij elkaar. Hij legde het probleem voor. De burgemeester stelde voor om 8 schapen op de wei te zetten. De ene die overbleef moest maar zorgen voor het nageslacht. De draak zal wel niet zo wakker zijn. De boer deed wat de burgemeester gezegd had, en plaatste 8 schapen op het veld. De deur werd gesloten en na een dag of 8 waren alle 8 de schapen weg. De draak was er in getrapt.

In de zomer daarna werden geen nieuwe schapen geboren. De koningin van het land kwam een kijkje nemen. Zij constateerde dat dit dorp een groot probleem had en zij ging actie ondernemen. Zij liet een bevel uitgaan: “Degene die de draak dood, mag mijn dochter trouwen”. Nu moet je weten dat de dochter van de koningin nogal mooi was en erg knap en lief enzo. Alle mannen van het dorp kwamen bijeen en er werd gesproken. Over de dochter van de koningin en de draak. De koningin ging verder: “De dappere krijger krijgt het beste paard, zwaard, schild en harnas.”

Na een minuut of 10 stond er iemand op. De zoon van de molenaar, Joris. Hij liep naar voren en zei tegen de koningin: “Ik zal de draak verslaan en roosteren” De molenaar was erg trots op zijn zoon. Toen het winter geworden was, was er een feest voordat Joris het gebergte in ging. De koningin was ook aanwezig en haar knechten hadden de beloofde spullen meegebracht: harnas, schild, zwaard en het paard. Het feest werd gevierd en de dag daarna verliet Joris het dorp…

De dorpspoortwachter zette de dorpspoort op een kier en er kwamen rustige dagen voor het dorp. Op straat werd er gepraat over de dappere Joris en over zijn lot. De dominee van het dorp hield een preek in de kerk aan het dorpsplein. “Broeders en zusters”, sprak hij, “Ons dorp is in het bezit van een aanvechter van het kwaad. De draak is het kwade wat altijd en overal aanwezig is. Het aandeel van het kwaad is soms erg klein, maar vaak te groot. Ons grootste kwaad is de draak. Fors en gevaarlijk. Onze Joris heeft zich geweerd of gaat zich weren tegen het kwaad. Het gevecht tussen kwaad en liefde is misschien nog niet begonnen, bezig of al beslist. Laten we bidden en danken voor Joris, die het kwaad zal veroordelen en Joris zal gesterkt worden.” Het hele dorp was aanwezig tijdens die dienst en geloofde in de kracht van Joris. Op de derde dag dat Joris weg was, ging de poortwachter een kijkje nemen bij de wei waar de schapen anders geplaatst zouden worden. Hij keek in de verte, maar zag nog niets. De volgende dag ging hij nog een keer kijken en zag in de verte een schim.De schim kwam steeds dichterbij en zou Joris kunnen zijn. Of niet natuurlijk. En nadat de poortwachter een uur gewacht had, wist hij het zeker: Het was Joris!! Hij rende het dorp in, riep iedereen bij elkaar en liet een ontvangstcomite aanstellen. Het dorp veranderde van een sombere bedoeling in een ongeordenende bende, die iets probeerde te organiseren.

De poortwachter ging weer terug en nadat hij een half uur gewacht had, stond Joris voor zijn neus. Met bloed aan zijn schild en een stuk draak aan het zwaard. De poortwachter feliciteerde hem en leidde hem naar het dorp. De koningin stond al te wachten en ook de beeldschone, knappe, lieve prinses was er. Het feest kon beginnen!! Een jaar later trouwde Joris met de dochter van de koningin.

Eeuwenoud gedicht

’t Is geschied vóór onze tijden
Dat Sint Joris kwam te rijden
Naar een stad in ’t heidensch land
Waar men weinig Christ’nen vand

Deze stad was Tarentéche
Was in volle zee gelegen
En, zoo m’in de Schriftuur leest,
Was de draak een giftig beest.

Klein en groot die kwamen klagen
Bij den koning alle dagen,
Wien van hen allen tegaêr
Wilder stellen in ’t gevaar.

De koning die sprak zonder spotten
“Wij zullen te zamen lotten:
Dat is mijne beste raad
Om te keeren meerder kwaad.

En als het lot zal vallen
Op de een van ons allen
Die zal zonder tegenspraak
Zich laten eten van den draak.”

Eind’lijk kwam het lot te vallen
Op de een van hun allen,
Op het konings eenig kind
Van zijn vader teer bemind.

Toen moest deze dochter scheiden,
Waar de vader zeer om schreidde,
Naar den oever van de zee,
Waar zij kreeg een schaap of twee.

Sint Joris, die was kloek van zeden,
Kwam daar spoedig aangereden.
En hij sprak deez’ juffrouw aan,
Waarom dat zij daar kwam staan.

“Edele jonkman, wilt ’t getuigen
Wil hier van deez’ plaats af rijden,
Want hier zal komen eene draak,
Die mij zal slikken in zijn kaak.”

“Ed’le juffrouw, wil niet schrikken,
Dat de draak u op zal slikken.
Ik zal gaan in Christus’ naam
Maken hem als een lam zo ta(a)m.”

Sint Joris, die was kloek van zeden,
Reed de draak kloekmoedig tegen
En hij ook kloekmoedig sta(a)k
Met zijn lans(s)e in den draak.

Toen was deze dochter gebleven
Onbeschadigd in haar leven
En zij wierde Katholijk,
Ja, geheel het koninkrijk.